
dinsdag, augustus 30, 2005
Opgewarmde lijken in Perpignan ( met updates)
Het fotofestival van Perpignan begon ooit als een evenement van 3 dagen. Deze zeventiende editie omvat officieel 16 dagen, waarvan èèn week voor professionals.
Niet dat iemand daarvan onder de indruk is: voor en na de donderdag, vrijdag en zaterdag van de eerste week valt er in het Zuidfranse stadje niet veel te beleven dat de moeite van het vermelden waard is. De overige dagen zijn vooral toegevoegd om het plaatselijke hotelwezen te spekken.
Over de exposities: bij gebrek aan nieuwe bloederige confllicten heeft festivaldirecteur Jean-Francois Leroy een scheepslading opgewarmde lijken laten aanrukken, om het clichè van zijn journalistieke opvattingen nog maar eens te bevestigen. Kort gezegd: "Fotojournalistiek bestaat uit dode, stervende en zwaargewonde mensen ten gevolge van hongersnoden, ziekten en oorlogen waarin de Verenigde Staten per definitie de kwaadaardige agressor is."
Zodoende komen er weer hele stoeten lijken uit voorbije dan wel voortslepende oorlogen langsparaderen: Vietnam, Bosnië, Tsjetsjenië, Irak, enzovoort, enzovoort. Er is weinig tot niets verrassends te zien.
Dat het voortbestaan van het festival aan een zijden draadje hangt door het afhaken van de publieke en de commerciële sponsors, is dan ook geen feit om veel tranen om te laten. Bij zo`n chronisch gebrek aan energie en inspiratie mag de stekker er wel uitgetrokken worden.
Terzijde: waarom lopen fotografen van Magnum in het algemeen en van National Geographic in het bijzonder altijd zo met hun sterrenstatus te koop? Behalve de ¨verplichte" Leica om de schouder ook nog kleding met daarop het merk van Nat. Geographic breed uitgemeten. Zijn ze bang dat niemand ze herkent?
En waarom lopen de Fransen zo weg met Kadir van Lohuizen? Het is mij een raadsel. Zijn thema`s mogen interesse wekken maar zijn foto`s zijn allesbehalve bijzonder.
Vergelijk eens de foto`s van Marcus Bleasdale uit Zaire met die van collega-goudzoeker Kadir. Dan heeft de eerstgenoemde toch wel meer in huis wat betreft foto`s met zeggingskracht in plaats van Lohuizen`s 13-in-een-dozijn platen. Maar als je (via VU) tot het Parijse kliekje van de festival-directeur behoort, en zelfs bereid om je frequent door hem te laten zoenen, is blijkbaar veel mogelijk. (Getsiederrie...) En als je zoveel eigendunk hebt om voorin een grote zaal te gaan zitten met je benen op het podium, dan is wel duidelijk dat iedere relativering van je eigen status voorgoed tot de illusies behoort.
Update: de openlucht-projecties in de late avonduren zijn wèl creatief, vernieuwend, inspirerend en sfeervol. Helaas gaat de scherpte wat verloren doordat de dia-projectie is vervangen door een beamer. Adembenemend zijn vooral de Franse toeschouwers zelf, die het kettingroken tot een kunst verheven hebben. Een totale misser waren de foto`s van Ad van Denderen van een Islamitische school. Nietszeggende plaatjes, die door het publiek met schouderophalen en een oorverdovende stilte werden begroet. Ook VU, dat zal wel de reden voor de projectie zijn geweest.
Waar fotojournalisten als Bruno Stevens en Stanley Greene tijdens debatten fel wezen op de nadelen van digitaal (het gevaar van te snel beelden weggooien, grote tijdsdruk en uitputting van fotografen die niet aan een compleet verhaal kunnen werken, met loodzware apparatuur door Irak sjouwen en s nachts nog captions moeten schrijven), ging een verdieping hoger onbekommerd een persconferentie van Canon van start. Met een juichtoon over alles wat digitaal is (alleen maar voordelen vanzelfsprekend) en een publiek, dat vooral bestond uit Canon-medewerkers en ander klapvee van gesponsorde instellingen (World Press Photo, VII), kon ook niet veel anders worden verwacht dan tenenkrommende marketingpraatjes. Daar kon ook het vertoonde filmpje met medewerking van Jerry Lampen en Peter Dejong naadloos worden ingepast.
Niet dat iemand daarvan onder de indruk is: voor en na de donderdag, vrijdag en zaterdag van de eerste week valt er in het Zuidfranse stadje niet veel te beleven dat de moeite van het vermelden waard is. De overige dagen zijn vooral toegevoegd om het plaatselijke hotelwezen te spekken.
Over de exposities: bij gebrek aan nieuwe bloederige confllicten heeft festivaldirecteur Jean-Francois Leroy een scheepslading opgewarmde lijken laten aanrukken, om het clichè van zijn journalistieke opvattingen nog maar eens te bevestigen. Kort gezegd: "Fotojournalistiek bestaat uit dode, stervende en zwaargewonde mensen ten gevolge van hongersnoden, ziekten en oorlogen waarin de Verenigde Staten per definitie de kwaadaardige agressor is."
Zodoende komen er weer hele stoeten lijken uit voorbije dan wel voortslepende oorlogen langsparaderen: Vietnam, Bosnië, Tsjetsjenië, Irak, enzovoort, enzovoort. Er is weinig tot niets verrassends te zien.
Dat het voortbestaan van het festival aan een zijden draadje hangt door het afhaken van de publieke en de commerciële sponsors, is dan ook geen feit om veel tranen om te laten. Bij zo`n chronisch gebrek aan energie en inspiratie mag de stekker er wel uitgetrokken worden.
Terzijde: waarom lopen fotografen van Magnum in het algemeen en van National Geographic in het bijzonder altijd zo met hun sterrenstatus te koop? Behalve de ¨verplichte" Leica om de schouder ook nog kleding met daarop het merk van Nat. Geographic breed uitgemeten. Zijn ze bang dat niemand ze herkent?
En waarom lopen de Fransen zo weg met Kadir van Lohuizen? Het is mij een raadsel. Zijn thema`s mogen interesse wekken maar zijn foto`s zijn allesbehalve bijzonder.
Vergelijk eens de foto`s van Marcus Bleasdale uit Zaire met die van collega-goudzoeker Kadir. Dan heeft de eerstgenoemde toch wel meer in huis wat betreft foto`s met zeggingskracht in plaats van Lohuizen`s 13-in-een-dozijn platen. Maar als je (via VU) tot het Parijse kliekje van de festival-directeur behoort, en zelfs bereid om je frequent door hem te laten zoenen, is blijkbaar veel mogelijk. (Getsiederrie...) En als je zoveel eigendunk hebt om voorin een grote zaal te gaan zitten met je benen op het podium, dan is wel duidelijk dat iedere relativering van je eigen status voorgoed tot de illusies behoort.
Update: de openlucht-projecties in de late avonduren zijn wèl creatief, vernieuwend, inspirerend en sfeervol. Helaas gaat de scherpte wat verloren doordat de dia-projectie is vervangen door een beamer. Adembenemend zijn vooral de Franse toeschouwers zelf, die het kettingroken tot een kunst verheven hebben. Een totale misser waren de foto`s van Ad van Denderen van een Islamitische school. Nietszeggende plaatjes, die door het publiek met schouderophalen en een oorverdovende stilte werden begroet. Ook VU, dat zal wel de reden voor de projectie zijn geweest.
Waar fotojournalisten als Bruno Stevens en Stanley Greene tijdens debatten fel wezen op de nadelen van digitaal (het gevaar van te snel beelden weggooien, grote tijdsdruk en uitputting van fotografen die niet aan een compleet verhaal kunnen werken, met loodzware apparatuur door Irak sjouwen en s nachts nog captions moeten schrijven), ging een verdieping hoger onbekommerd een persconferentie van Canon van start. Met een juichtoon over alles wat digitaal is (alleen maar voordelen vanzelfsprekend) en een publiek, dat vooral bestond uit Canon-medewerkers en ander klapvee van gesponsorde instellingen (World Press Photo, VII), kon ook niet veel anders worden verwacht dan tenenkrommende marketingpraatjes. Daar kon ook het vertoonde filmpje met medewerking van Jerry Lampen en Peter Dejong naadloos worden ingepast.